In 1620 vatte Balthasar Moretus het plan op voor een nieuwe uitgave van de Biblia Regia. Het zou een pauselijke bijbel worden. Zijn plan faalde: het gelobby van de concurrenten uit Parijs en de dubbelzinnige houding van het Vaticaan nekten Balthasars prestigeproject. Van 17 september tot 14 december 2014 toont Museum Plantin-Moretus de voorbereidingen van Balthasar voor de realisatie van dit project.
Balthasars inspanningen maken op een treffende manier duidelijk dat uitgeven ook in de 17de eeuw een complexe zaak was. Deze tentoonstelling brengt enkele vragen onder de aandacht: Hoe kwam een uitgever aan zijn tekst? Hoe kon hij steun verwerven voor zijn uitgave?
Christoffel Plantin drukte ongeveer 2450 werken. Hij was in de tweede helft van de zestiende eeuw de belangrijkste drukker van humanistische en wetenschappelijke werken. Maar vooral religieuze boeken, bijbels en kerkboeken kwamen van zijn drukpersen. In 1573 verwierf hij faam met de uitgave van zijn Biblia regia of koninklijke bijbel. Verdeeld in acht grote folio’s met teksten in het Latijn, Grieks, Hebreeuws, Chaldeeuws en Syrisch, geldt deze uitgave als de grootste typografische onderneming van de 16de eeuw.
Vijftig jaar later vatte Balthasar I Moretus het plan op om een nieuwe meertalige bijbel uit te geven. Balthasars bijbeluitgave moest die van zijn grootvader nog overtreffen en nog meer talen tellen. Geen moeite of geld spaarde hij om deze bijbel te kunnen drukken.
Deze tentoonstelling toont de voorbereidingen van Balthasar Moretus voor de realisatie van dit prestigieus project. Toch kunnen onvoorziene zaken soms roet in het eten gooien. Dat ondervond ook Balthasar die na 10 jaar de verwezenlijking van zijn droom noodgedwongen moest staken. Balthasars inspanningen maken ons op een treffende manier duidelijk dat uitgeven ook in de 17de eeuw een complexe zaak was.
Om de uitgave van de bijbelteksten in de verschillende talen voor te bereiden en van de nodige commentaar te voorzien kreeg Balthasar Moretus de medewerking van Petrus Lansselius, een jezuïet uit Douai die een bijzondere kennis had van oude talen. Daarenboven was hij eveneens beslagen in het Arabisch, een taal die Balthasar aan zijn veeltalige bijbeluitgave wou toevoegen. Balthasar kocht hem tal van boeken en stelde hem werkkrachten ter beschikking voor zijn redactiewerk. Toen Lansselius eveneens bijkomende handschriften nodig had, financierde Balthasar een zoektocht in verschillende Duitse steden. Lansselius’ tocht leidde ondermeer naar Trier, Munchen en Wenen waar hij meerdere oude bijbelhandschriften kon verwerven en overleg plegen met andere geleerden.
Balthasar Moretus kon nog steeds beschikken over het lettermateriaal dat zijn grootvader Plantin voor zijn polyglotbijbel had gebruikt. Voor het Arabisch moest hij echter de hulp inroepen van zijn familieleden in Leiden. Voor het uitgeven van een dergelijke bijbel was echter ook de steun en de zegen van het Vaticaan onontbeerlijk. Balthasar Moretus rekende daarvoor op zijn connecties met de kardinalen Robertus Bellarminus en Scipione Cobelluzzi. Toen die echter overleden vond hij geen gewillig oor meer in Rome. Muzio Vitelleschi, de generaal van de jezuïeten, weigerde plots zijn toestemming aan Lansselius om in Rome het uiteindelijke fiat van het Vaticaan te verkrijgen. Toen daarenboven het eerste deel van de Parijse polyglotbijbel verscheen, besefte Balthasar Moretus dat zijn plan geen kans op slagen had.
Trouw aan het devies van zijn grootvader, Labore et constantia, legde Balthasar niet het hoofd neer bij deze mislukking. In de volgende jaren haalde hij de relaties met invloedrijke kringen in Rome terug nauwer aan zodat de toekomst van de Plantijnse uitgeverij gegarandeerd bleef. Hoewel het project nooit gerealiseerd werd, illustreert het als geen ander de drukke en gecompliceerde activiteiten van een uitgever in de 17de eeuw.