Tentoonstelling 'Leydse weelde, Groene ontdekkingen in de Gouden Eeuw'
De wetenschappelijke bloei van de zeventiende eeuw wordt vaak geassocieerd met de ontdekkingen op het gebied van astronomie en natuurkunde. Maar de werkelijke ‘big science’ van die tijd was de natuurhistorie: in geen enkele andere tak van kennis werden zulke grote investeringen gedaan, waren zoveel mensen betrokken, of verplaatsen informatie en objecten zich over dergelijk wereldwijde netwerken. In de Republiek floreerde in het bijzonder de botanie: mensen spendeerden enorm veel tijd en geld aan het verzamelen, bestuderen en vastleggen van planten. Er verrezen tuinen bij universiteiten en buitenplaatsen, liefhebbers correspondeerden over hun waarnemingen en ervaringen, kunstenaars specialiseerden zich in het afbeelden van planten en er verschenen prachtig geïllustreerde boeken op groot formaat. De aandacht richtte zich daarbij vooral op de nieuwe gewassen die de Hollandse steden bereikten via de opkomende wereldhandel: de tulp uit Turkije, de aardappel uit Zuid-Amerika, gember uit Azië en aloë vera uit Afrika. Het aantal bekende soorten steeg snel van ongeveer 500 in 1550 tot meer dan 7.000 rond 1700.
Plantkunde, handel en cultuur
De tentoonstelling Leydse weelde laat zien dat de opkomst en bloei van de plantkunde nauw verbonden was met ontwikkelingen in handel en cultuur. De toenemende botanische kennis was niet het werk van geleerde eenlingen, maar juist het resultaat van een grootscheepse samenwerking tussen artsen, apothekers, kooplieden, edellieden, regenten, tuinlieden en kunstenaars. Terwijl de een op zoek was naar nieuwe medicijnen of handelswaar, een ander de kennis van de klassieke schrijvers wilde verbeteren en weer een ander vooral zijn of haar rijkdom wilde showen met een prachtige tuin, vonden de ‘liefhebbers’ elkaar in een gemeenschappelijk passie voor exotische planten. Zij vonden elkaar niet alleen, ze hadden elkaar ook nodig om het kostbare en unieke materiaal te kunnen bestuderen, bezitten en begrijpen. Daarbij gingen nieuwsgierigheid naar de natuur in verre oorden, een zoektocht naar rijkdom en een passie voor tastbare schoonheid hand in hand.
In dit fascinerende hoofdstuk uit de Nederlandse geschiedenis komt dus een aantal bekende elementen samen: de bloei van de wetenschap, de vele internationale handelscontacten, rijkdom en smaak van een nieuwe burgerlijke elite, de opkomst van de bollenteelt, het belang van de tuin als statussymbool en de populariteit van nieuwe artistieke genres als het bloemstilleven. Om dit complexe verhaal inzichtelijk te maken, is er een belangrijke rol weggelegd voor Leiden, stad van de eerste Nederlandse universiteit en hortus botanicus, en woonplaats van beroemde plantkundigen, uitgevers, tuineigenaren en kunstenaars die nauw samenwerkten.
