Bevraging monitoring bewaaromstandigheden: resultaten

In mei polsten we bij de sector hoe ze in volle lockdown op de hoogte bleef van de staat van het erfgoed in het depot. Negentien bibliotheken en archieven reageerden op onze online bevraging. Begin oktober stelden we de resultaten kort voor tijdens de collegagroep Behoud en beheer van bibliothecair en documentair erfgoed. We zetten de voornaamste bevindingen even op een rijtje.
Monitoren? Jazeker!
Goede bewaaromstandigheden zijn cruciaal om ons waardevolle erfgoed door te kunnen geven aan de volgende generaties. Daarom is het monitoren van die omstandigheden zo belangrijk. Dat de erfgoedsector zich hier heel goed van bewust is, blijkt duidelijk uit de bevraging: quasi iedereen meet, maar niet iedereen meet even systematisch. Voor temperatuur (T) en relatieve luchtvochtigheid (RV) valt dit goed mee, maar insecten worden eerder ad hoc gemonitord. Lichtsterkte hinkt duidelijk achterop: 42% van de respondenten monitort dit niet, en wie het wel doet, doet dat vaak enkel tijdens tentoonstellingen.
De ideale T en RV
Naar welke waarde streven de respondenten op vlak van temperatuur en relatieve luchtvochtigheid? Heel wat erfgoedorganisaties hanteren geen strikte streefwaarde maar een bereik waarbinnen ze kleine, geleidelijke schommelingen aanvaardbaar vinden. Bij de overgrote meerderheid ligt de ideale temperatuur tussen 18°C en 22°C. De marges voor speling zijn meestal vrij beperkt (ca. 3°C gemiddeld). Wat betreft de relatieve luchtvochtigheid hanteert men iets bredere marges (5 tot 10%). De streefwaarde voor RV situeert zich in het merendeel van de gevallen tussen 45% en 55%.
Meten is weten?
Meten alleen is natuurlijk niet voldoende. Zonder registratie en opvolging van de gegevens heeft meten weinig zin. Daarom houdt bijna iedereen (94%) de meetresultaten ook bij. Een klimaatlogboek — met niet alleen de meetresultaten maar ook de reden voor eventuele afwijkingen, registratie van kleine of grote calamiteiten, de data van herkalibratie van de toestellen enz. — is daarentegen verre van ingeburgerd. Minder dan 30% maakt gebruik van zo'n logboek. Hier is dus zeker nog verbeterruimte.
Een belangrijke kanttekening: na de oorspronkelijke installatie van de meettoestellen heeft 42% de toestellen nooit meer geherkalibreerd. Slechts 21% herkalibreert op enigszins systematische wijze. We meten dus wel, maar of we ook effectief weten wat we denken te weten, is niet helemaal zeker.
En tijdens de lockdown?
Gelukkig stonden de bewaaromstandigheden van het erfgoed ook tijdens de lockdown hoog op de agenda. 53% van de respondenten gaf aan dat ze de meetgegevens digitaal vanop afstand kan raadplegen. Bovendien beschikken ook heel wat organisaties over een automatisch alarm dat hen op de hoogte brengt wanneer de streefwaarden overschreden worden.
Toch vormde de lockdown voor 20% van de organisaties een potentieel risico: ze hadden geen enkele manier om de situatie vanop afstand te controleren, terwijl er ook geen werknemers meer aan de slag waren. Deze organisaties waren dus volledig aangewezen op een medewerker die af en toe eens polshoogte ging nemen.
Meten is zilver, reageren is goud
Bij afwijkende meetresultaten is het essentieel om zo snel mogelijk de oorzaak te achterhalen en vervolgens het probleem op te lossen. Staat er nog een deur open, is er iets mis met de datalogger, sijpelt er ergens water binnen via een lek?
Snel en adequaat reageren blijkt in de praktijk niet altijd evident. Heel wat organisaties zijn afhankelijk van anderen (een andere dienst, een externe firma) om alarmmeldingen op te volgen. Slechts een op vier beschikt over een vast protocol met daarin de stappen in geval van afwijkende metingen. Eén respondent liet zelfs weten helemaal niet in te kunnen grijpen op het klimaat. De meetresultaten houden ze enkel bij als bewijs van de slechte situatie in de hoop om op termijn meer budget te krijgen en dat in betere bewaaromstandigheden te investeren.
Manieren om in te grijpen op het klimaat
Bijna twee derde van de respondenten beschikt over een centraal aangestuurd klimaatsysteem met volledige luchtbehandeling (HVAC). Net iets meer dan de helft is tevreden over dit systeem, al vermelden heel wat organisaties toch mankementen of verbeterpunten. Bijna alle andere respondenten beschikken op z’n minst over een centrale verwarming, al geeft één organisatie aan die niet zelf te kunnen regelen. Tegenwoordig zijn er ook oplossingen zonder HVAC mogelijk. Zo werkt een respondent met passieve klimaatbeheersing naar Deens model, en is daar zeer tevreden over.
En de leeszaal?
Daar is de situatie toch anders. Slechts een op drie geeft aan het klimaat in de leeszaal systematisch op te volgen. Dan gaat het vaak enkel over de temperatuur en staat dit in het teken van het comfort van de bezoeker. Zo’n veertig procent monitort helemaal niets, ook niet ad hoc. Bijna twee op drie hanteert dan ook geen streefwaarden voor de leeszaal. Zeker wat betreft de relatieve luchtvochtigheid worden er amper eisen gesteld. Soms beperkt men daarom de raadpleging van een kostbaar stuk in tijd, zodat het maar voor een beperkte periode aan andere klimaatomstandigheden wordt blootgesteld. Behalve het comfort van de lezers halen de respondenten ook budgettaire en infrastructurele beperkingen aan als verklaring.
Een waardevolle investering
Monitoring staat duidelijk hoog op de agenda van de erfgoedsector, en terecht. Bij erfgoedzorg is het immers essentieel om een goed beeld te hebben van de bewaaromstandigheden. Nu er een tweede lockdown aan lijkt te komen, is het ook zeer belangrijk dat je alles vanop afstand kan regelen. Daarom zijn dataloggers die je van op afstand kan raadplegen absoluut hun geld waard, zeker als ze je bovendien automatisch waarschuwen bij het overschrijden van de streefwaarden. Daarnaast maakt een helder protocol voor de opvolging van meetresultaten een groot verschil. Als iedereen precies weet wat haar/zijn taak is, is de kans veel kleiner dat er problemen ontstaan of aanslepen. Zo doen we er alles aan dat ook de volgende generaties van het mooie erfgoed in Vlaanderen kunnen genieten.