Terugblik op gevaarlijk erfgoed in de collegagroep Behoud en Beheer
Op woensdag 22 juni kwam een twintigtal collega’s online samen voor de collegagroep ‘Behoud en beheer van bibliothecair en documentair erfgoed’. Deze zevende editie was toegespitst op gevaarlijke stoffen.
Gevaarlijke stoffen komen niet zo veel voor bij bibliothecair en documentair erfgoed. En toch kunnen we daarmee geconfronteerd worden in onze collecties en is een zekere sensibilisering dus nodig. Deze korte online bijeenkomst ging in op de (soms onzichtbare) aanwezigheid van asbest in bepaalde erfgoedobjecten en -locaties en op onderzoek rond contaminatie, analyse en decontaminatie van pesticiden op erfgoed en kunst.
Het onzichtbare gevaar van asbest
Peter Loockx, onderzoeker voor het asbestproject ‘Gevaarlijk erfgoed’ bij ETWIE, gaf een fascinerende presentatie over asbest in het algemeen en ook over de mogelijke gevaren ervan bij verwerving en bewaring van archieven.
Asbest is een verzamelnaam voor in de natuur voorkomende mineralen, die in twee hoofdgroepen uiteenvallen. De blauwe (gekleurde) asbest is de meest gevaarlijke variant, terwijl de witte asbest wordt beschouwd als de minder gevaarlijke variant (maar belangrijk om weten is dat de witte asbest wel veel meer werd gebruikt!) Verder zijn de gevaren van asbest in losse en (hecht)gebonden toestand erg verschillend.
Asbestvezels zelf zijn onzichtbaar, geurloos, smaakloos en veroorzaken geen onmiddellijke irritaties. Contaminatie wordt daardoor vaak onderschat en dat is levensgevaarlijk. Want de schadelijkheid van asbest zit in het inademen van de vezels, waarbij de vezels doordringen in de longen en zo long(vlies)kanker kunnen veroorzaken. De effecten daarvan worden meestal pas na twintig tot veertig jaar voelbaar, dus het is sluimerend aanwezig.
Bron: Wikimedia, Gebruiker: EPO, 28 september 2011, https://commons.wikimedia.org/wiki/File:Asbestos_pipe_insulation.jpg
Peter gaf speciaal voor deze bijeenkomst meer uitleg over asbesttoepassingen op papier en textiel. Zo zijn er ooit experimenten uitgevoerd met asbestpapier, om na te gaan of dit type papier kostbare geschriften tegen brand zou kunnen beschermen. Gelukkig werd dit experiment niet doorgezet (asbestvezels bleken geen goede vervanging voor papiervezels), anders hadden we nu heel wat meer problemen in onze bibliotheken.
Van het begin tot het einde van de twintigste eeuw vinden we soms boeken die asbesttoepassingen hebben in de bindingen, in de kaft of tussen de pagina’s. Opnieuw voornamelijk bedoeld om brand tegen te gaan.
Buiten de wereld van bibliotheek en boek was het gebruik van asbest lange tijd wijdverbreid. Asbestpapier werd gebruikt als filter bij de productie van wijn of cider, en zelfs in sigarettenfilters. Ook als warmteisolator kende het vele toepassingen, zoals in strijkijzers en broodroosters. In papierfabrieken werd asbest aangewend bij het droogproces en als brandvertrager. Uit onderzoek later bleek dat een groot aantal werknemers uit die tijd te maken kreeg met kanker, waaronder ook asbestkanker.
In het algemeen komen we asbest in archiefbescheiden meestal tegen in stalenboeken en publicaties. In depots, die zich soms in kelders of op zolders bevinden, vinden we asbest zoal terug in asbestgips (leidingisolatie), onderdakplaten (menuiserite), asbesttegels, asbesthoudende lijm en in vinyl met asbestpapier.
Asbest kan zich bevinden in stof en dan is het niet dadelijk zichtbaar. Bij een vermoeden van asbest in een (depot)ruimte is daarom het zeer belangrijk om luchtmetingen te doen. Als het archief zelf of de depotruimte gecontamineerd blijkt, moet de asbest worden verwijderd. Persoonlijke bescherming is daarbij van enorm belang!
Een goede ademhalingsbescherming (zoals een FFP3 masker) is van levensbelang bij alle asbestmanipulaties, maar je doet er beter aan om een erkend asbestverwijderaar in te schakelen bij aangetast documentair erfgoed.
meer over het asbestonderzoek van ETWIE
Biocides in archief en erfgoedcollecties
Nicolaus Wilke, conservator & business development director van ICM Europe, gaf een interessante uiteenzetting over een recent tweejarig onderzoek naar de decontaminatie van pesticiden op erfgoed en kunst met behulp van een vochtregulerende warmtekamer. Leen Gysen, manager partner bij International Pesticide Application Research Consortium (IPARC), was ook daar ook bij aanwezig.
Waarom is ‘ontgifting’ van gecontamineerd cultureel erfgoed zo belangrijk? Los van de aantasting en degradatie van het object zelf kunnen gezondheidsrisico’s ontstaan voor werknemers die met besmette objecten werken of die werken in een ruimte waarin zulke objecten zich bevinden. Momenteel vormen besmette objecten ook een probleem bij bruiklenen.
Het ICM®-proces, dat insecteneiwitten onomkeerbaar denatureert bij bepaalde temperaturen, is oorspronkelijk ontworpen om insectenplagen in collecties onder controle te kunnen houden. In een ICM®-kamer wordt het erfgoed traag opgewarmd en traag afgekoeld onder specifieke condities, waarbij een correcte vochtregeling essentieel is.
Maar waar we in collecties insecten tegenkomen, vinden we ook regelmatig biocides. Die werden vaak aangewend om insecten preventief te weren of om ze te bestrijden. ICM® Europe is samen met Dr Boaz Paz een systematisch onderzoek gestart naar de reductie van deze biociden in en rond objecten, via een aangepaste bestrijdingsmethode.
Uiteraard gingen grondige analyses (al dan niet invasief) vooraf aan het onderzoek: er zijn verschillende protocollen voor verschillende materialen, afmetingen, hoeveelheden residu in en rond het object, etc. Na deze analyses werden de objecten een bepaalde periode in de ICM®-kamer geplaatst voor behandeling. De resultaten waren veelbelovend. Het bleek dat er na zekere tijd een significante afname was van het gif in en op het object. Ook was er een opmerkelijke verbetering van de luchtkwaliteit.
Tijdens de presentatie was er ook aandacht voor de degradaties die kunnen optreden bij specifieke materialen en hoe, rekening houdend met de verschillende biocides, de ICM®-behandeling daarvoor aan te wenden.
Tot slot werd er nog eens heel duidelijk gemaakt dat er voornamelijk preventief moet worden ingezet: met een goed beleid voor Integrated Pest Management (IPM) kom je al een heel eind!